Er verschenen de afgelopen dagen een aantal verrassende artikelen. Allereerst een soort exposé over ApeCoin op Coindesk en gisteren een complete crypto-handleiding door notabene de New York Times. Die handleiding was gezien het ApeCoin verhaal al gedateerd op het moment van verschijnen, maar het is een positieve stap van de redelijk crypto-kritische New York Times.
Er zijn twijfels over de onafhankelijkheid van Coindesk sinds de overname door Digital Currency Group (DCG), zeker als hun journalisten over DCG schrijven maar intussen wel meedelen in de winst van DCG via SARS. Zelf schat ik Coindesk Chief Content Officer Michael Casey hoog in, zeker zolang Coindesk uitstekende artikelen blijft publiceren.
In ‘What is ApeCoin and who is behind it?’ wordt de nieuwe hype ApeCoin nauwkeurig geanalyseerd. De voornaamste conclusies: Yuga Labs speelt een veel grotere rol in het ecosysteem van ApeCoin dan het wil doen voorkomen. Een cruciale passage:
“In die zin kan een NFT fungeren als een licentie om geld te drukken. Nogmaals, Yuga Labs claimt geen enkele verantwoordelijkheid voor ApeCoin – het pakt gewoon een aanzienlijk deel van de winst.”
Kortom, Yuga Labs neemt wel de lusten, niet de lasten. De vraag is: hoe doet Yuga Labs dit? Kort samengevat komt het erop neer dat Yuga Labs claimt dat de ApeCoin DAO alle beslissingen neemt.
Volgens Rohan Gray, een professor in de rechten aan de Willamette University en waarnemer van cryptoregulering, heeft het onderscheid tussen ApeCoin DAO en Yuga Labs waarschijnlijk ook te maken met iets dat de Hinman-test wordt genoemd. Het is genoemd naar voormalig SEC-functionaris William Hinman, die nu bij Andreessen Horowitz werkt; Hinman’s idee was dat als een bestuursorgaan “voldoende gedecentraliseerd” is, het vrij is om een token uit te geven zonder het als effecten (securities) te hoeven registreren. ApeCoin DAO is (althans in naam) gedecentraliseerd; Yuga Labs is dat niet.
Juist door deze cruciale positie van Yuga Labs is een ander recent artikel van Coindesk over dit bedrijf erg interessant, getiteld: ‘The First NFT Monopoly.’ Maar dat terzijde, terug naar professor Gray:
“Het is de volgende herhaling van de pogingen van de crypto-wereld om de regelgeving voor effecten te omzeilen. Allereerst waren het munten, en toen in 2017 met het [SEC’s] ICO-rapport konden ze dat niet doen, dus schakelden ze over op stablecoins, en toen kwam daar een eind aan, dus schakelden ze over op NFT’s.”
Volgens Grey komt ApeCoin neer op een poging van de crypto-industrie “om 2017 bijna te verheerlijken – ze werden uit de bar geschopt met een nepsnor, nu zijn ze binnen een week teruggekomen met een nepneus.”
Het wordt interessant om te volgen of NFT-projecten, veelal in combinatie met DAO’s, erin slagen om winst en dividend uit te keren, zonder onder de SEC-regelgeving met betrekking tot effecten en aandelen te vallen.
De traditionele media hebben een helse taak om het crypto- en NFT-speelveld begrijpelijk te maken voor hun lezers. Hulde daarom voor de New York Times, dat gisteren een uitgebreide handleiding publiceerde onder de prachtige titel ‘De Laatkomers gids voor crypto.’ Het wachten is op de eerste update van deze gids over projecten zoals ApeCoin, waar een NFT wordt gecombineerd met een DAO, een bedrijf en een stichting. Tot dat moment blijft voor Nederlanders het onvolprezen boek van Gert Jan Lasterie over cryptovaluta het te raadplegen standaardwerk. Al is het alleen maar vanwege de briljante ondertitel:
Hoe je dacht te laat in crypto te stappen maar succesvoller werd dan mensen die dit boek niet lazen